Azië | 27 augustus 2023 | Geen reacties
In Noord-Thailand leven verschillende bergvolkeren, zoals de Hmong, Karen, Akha, Yao/Mien, Lisu en Lahu. Tijdens mijn groepsrondreis met De Jong Intra Vakanties naar Thailand bezocht ik verschillende bergvolkeren, allemaal samenlevend in een dorp, volgens mij speciaal gebouwd voor toeristen. De bergvolkeren hebben hun eigen unieke identiteit, cultuur, religie, taal, kunst en klederdracht. Veel van deze groepen zijn animistisch en geloven in de kracht van de natuur en de beschermgeesten die daarin wonen. In dit artikel leg ik het verschil tussen de bergvolkeren uit.
Ik bezocht de bergvolkeren vanuit Chiang Mai. De Akha-stam leeft nog verder naar het noorden. Ik bezocht de Akha-stam op een regenachtige dag tijdens mijn verblijf in Chiang Rai.
Inhoudsopgave
De bergvolkeren in het noorden van Thailand zijn zeer bijzonder. Er zijn zeven grotere stammen: de Lahu, Yao, Karen , Hmong (Meo), Lisu, Akha en de Lawa. Behalve deze zeven grote stammen, leven ook enkele kleine tot zeer kleine bergstammen in Noord-Thailand, zoals de Khamu, Mlabri, Thins en Palong.
De bergvolkeren maken slechts 2% uit van de totale Thaise bevolking. Ze vallen op door hun taal, religie en kleding. De bergvolkeren zijn het minst geïntegreerd. De bergvolkeren zijn verdeeld over ongeveer 3500 dorpen in vijftien provincies. De bergvolkeren verbouwen nu vooral rijst en maïs. Ze zijn echter bekend geworden door de verbouw van papaver, waar opium van wordt gemaakt.
De bergvolkeren in Noord-Thailand zijn vaak achtergesteld en gemarginaliseerd door de dominante Thaise cultuur. Ze hebben moeite om toegang te krijgen tot het onderwijs, de gezondheidszorg en andere fundamentele diensten. De bergvolkeren zijn ook gevoelig voor uitbuiting en discriminatie. Deze uitbuiting is vanwege hun bijzondere levensstijl en hun onbekendheid met de Thaise wetten en regels. De leden van de bergvolkeren hebben geen ID-kaart of paspoort. Hierdoor kunnen ze geen gebruik maken van de sociale voorzieningen en zijn ze statenloos. Gelukkig hebben de bergvolkeren wel hun unieke culturen en tradities behouden. De bergvolkeren hebben hun eigen taal en maken unieke handgemaakte producten zoals kleding, sieraden, manden en andere ambachten. Je kunt deze producten kopen op toeristenmarkten en in andere delen van Thailand. De verkoop van deze producten zijn een belangrijke inkomstenbron.
De Thaise overheid wil de bergvolkeren in stand houden, omdat ze veel toeristen trekken. De Longnecks worden min of meer ‘gevangen’ gehouden in hun eigen leefgebied.
Er zijn bergvolkeren die toeristische activiteiten aanbieden, zoals trektochten en workshops waar toeristen kennis kunnen maken met de cultuur en tradities van een bergvolk. De bergvolkeren zijn steeds meer zichtbaar in de Thaise samenleving. Ze spelen een belangrijke rol in het behoud van de culturele diversiteit van Thailand.
De bergvolkeren in Noord-Thailand zijn afkomstig uit andere delen van Azië, zoals Tibet, China en Birma. Ze zijn naar Thailand verhuisd om te ontsnappen aan oorlogen en conflicten in het land van herkomst.
De bergvolkeren zijn sterk verbonden met de omringende natuur en zijn afhankelijk van de landbouw, jagen en het verzamelen van voedsel voor hun levensonderhoud. Ze leven vaak in kleine, afgelegen dorpen. Ze hebben vaak geen toegang tot voorzieningen zoals elektriciteit, internet en stromend water.
De Thaise groep van de Hmong telt ongeveer 60.000 leden. Zij wonen in 148 dorpen. De Hmong komen oorspronkelijk uit het zuiden van Volksrepubliek China. Afstammelingen zijn verspreid over Noord- en Centraal-Laos, Zuid-China, Vietnam en Thailand.
Hmongdorpen worden gebouwd op grote hoogten, onder de top van een beschermende berg. De Hmong-huizen staan niet op palen. De woonverdieping ligt iets hoger en daaronder bevindt zich een soort souterrain of kelder voor het opslaan van voedsel. De Hmong leven in grote families, de huizen hebben twee of meer slaapkamers en een veranda.
De Hmong leven van de ruilhandel. IJzer is vaak het betaalmiddel. IJzer is een belangrijke grondstof voor het maken van kapmessen en eenvoudige geweren. De voornaamste landbouwproducten zijn rijst, graan en opium.
De kleding van de Hmong is rijkelijk versierd met schitterend borduurwerk en zilveren sieraden. Blauwe Hmong vrouwen dragen geplooide rokken met rode, blauwe en witte strepen, voorzien van ingewikkeld, wit borduurwerk. De mantels of jasjes zijn van zwart satijn, met brede oranje en geel geborduurde manchetten en revers. Witte Hmong-vrouwen dragen zwarte flodderige broeken met een lange en brede blauwe cummerbund (band, sjerp). De jasjes zijn simpel, met blauwe manchetten.
De Hmong mannen maken kruisbogen, muziekinstrumenten en andere voorwerpen van hout, bamboe en rotan.
De Karen wonen onder andere in Thailand, Myanmar en Laos. In Thailand zijn de Karen het grootste bergvolk. Er zijn nog 350.000 tot 400.000 Karen in Noord-Thailand. Van de geschiedenis van de Karen is niet veel bekend. Ze zijn waarschijnlijk afkomstig uit het oorsprongsland van de Tibeto-Birmaanse talen, dat ongeveer samenvalt met de huidige Chinese provincies Sichuan en Yunnan en het oosten van Tibet. Al vóór het begin van onze jaartelling trokken ze naar Centraal-Birma waar ze werden verdreven. Ze vestigden zich in de berggebieden in het zuidoosten van Myanmar, in de buurt van de grens met Thailand. Rond de 17e en 18e eeuw migreerden ze naar Thailand. De Padaung/Longnecks is een subgroep van de Karen.
De Karen wonen in dorpen in de bergen in de provincie Mae Hong Son en in de westelijke gebieden van de provincies Chiang Mai, Chiang Rai en Phayao. De Karen leven in huizen op palen, gemaakt van bamboe. Ze houden kippen, varkens en buffels. De kleinschalige landbouw is hun inkomstenbron. De Karen bewerken het land met behulp van olifanten. Ook de oogst gaat met behulp van olifanten. De mensen van de Karen stam staan bekend als de beste olifanttrainers (mahouts) in Zuidoost-Azië.
De Karen-vrouwen staan bekend om hun weefkunst en vaardigheid op het weefgetouw. Elke substam van deze grote etnische groepering heeft zijn eigen specifieke klederdracht. Ongetrouwde meisjes dragen wijde witte bloezen met v-halsen, vaak versierd met graszaadjes op de naden. Getrouwde vrouwen dragen bloezen en rokken in felle kleuren, maar overwegend blauw en rood.
De mannen dragen blauwe, wijde broeken met een rood of blauw shirt, een vereenvoudigde versie van de blouse van de vrouwen. Karen-mannen vervaardigen muziekinstrumenten, unieke tabakspijpen en talloze andere voorwerpen.
Een deel van de Karen hangt het boeddhistisch geloof aan, een ander deel is animistisch en een groot deel is christelijk. Zij zijn tijdens het Brits koloniaal bestuur bekeerd tot het christendom.
De Longnecks behoren tot de Karenstam. De Longnecks leven in het noorden van Thailand. De Longnecks zijn vooral bekend vanwege de koperen ringen om de nek, waardoor de hals langer lijkt. Maar het zijn juist de schouders die door die ringen naar beneden worden gedrukt. Een setje van deze ringen weegt ongeveer vijf kilo.
De vrouwen krijgen vanaf hun 4e levensjaar een set koperen ringen om de nek die ieder jaar wordt aangevuld met enkele nieuwe ringen. Zodoende wordt ieder jaar de nek een stukje langer. De nek wordt hierdoor quasie-lang en kwetsbaar. Het gerucht dat ze ringen dragen omdat ze vroeger werden aangevallen door tijgers, en de nek een zwakke plek is, is nooit bewezen. Het dragen van de koperen ringen is een schoonheidsideaal, het is een onderdeel van het leven van de Karenvrouwen.
De Longnecks dragen niet alleen ringen om de nek, maar ook om de armen en benen. Sinds een aantal jaar, zijn de Longnecks een officiële attractie in Thailand geworden.
Er leven ongeveer 100.000 Lahu in Thailand. Ook in in Myanmar, Thailand, Laos en Vietnam leven Lahu. Binnen de Lahu worden 4 stammen onderscheiden de zwarte, rode, gele en She-Leh Lahu. De Lahu-dorpen zijn op grote hoogte in de noordelijke provincies van Thailand gebouwd.
Lahu-huizen zijn gebouwd op hoge palen, met wanden van bamboe en planken. De daken zijn gedekt met gras. Een ladder leidt naar een open centrale ruimte, met aan de ene kant de voorraadkamer en aan de andere kant de woonvertrekken. De kippen, varkens en buffels lopen binnen een omheining op de begane grond.
De landbouw op basis van ‘slash and burn’ brengt niet genoeg op om zelfs maar in de eerste levensbehoeften te voorzien. Volwassenen en kinderen krijgen veelal geen onderwijs, medische verzorging en alle gemakken van het moderne leven.
De Lahu zijn animisten en geloven in één geest die alle andere geesten controleert en overheerst. Ongeveer 30% van het Lahu bergvolk heeft door het aannemen van het christelijk geloof de traditionele levenswijze opgegeven. De Lahu zijn onafhankelijke mensen, die houden van een ongecompliceerde manier van leven. De Lahu zijn uitstekende jagers.
De Lahu-vrouwen zijn bekwaam in het weven van stoffen en het maken van zeer fijne lapjesstof (ook voor jasjes) en opvallend borduurwerk. De vrouwen van de zwarte Lahu dragen de mooiste klederdracht van alle Lahu-stammen: een zwarte mantel met diagonale, roomkleurige strepen. De bovenkant van de mouwen is versierd met fel rode of gele kleuren. De rode Lahu-vrouwen dragen zwarte, met wit afgezette broeken. De mouwen zijn lichtgekleurd, met brede rode en blauwe strepen.
Alle andere Lahu-stammen hebben hun traditionele dracht vaak aangevuld met een gewoon Thais shirt of sarong. Zowel de mannen als de vrouwen zijn maken de mooiste manden die u in Thailand kunt vinden. Lahu-mannen maken daarnaast nog kruisbogen, muziekinstrumenten en andere voorwerpen van hout, bamboe of rotan.
Er leven ongeveer 55.000 leden van het Yao bergvolk in Noord-Thailand. Ze wonen in de provincies Phayao, Nan en Chiang Rai. Ook leven er nog ongeveer 10.000 Yao-vluchtelingen in kampen langs de grens met Laos. Ook in China, Vietnam en Laos leven leden van het Yao bergvolk.
De Yao komen oorspronkelijk uit Zuid-China. De Yao zijn de enige bergstam met een geschreven taal. Yao-dorpen bevinden zich meestal op de lagere heuvels. De van planken gemaakte huizen liggen vaak aan een modderige weg. Voor bezoekers beschikt elk Yao dorp over een gastenverblijf die gemaakt is van bamboe.
De inkomsten van de Yao verkrijgen ze door opium te verbouwen en te verhandelen. Opiumverslaving onder de Yao zelf komt echter zelden voor. De Thaise overheid wil het verbouwen van opium uit bannen, waardoor de Yao naar andere middelen van bestaan moeten zoeken.
De Yao-vrouwen staan bekend om hun schitterende kruissteek-borduurkunst, die de traditionele kleding siert. De kleding is opvallend: een lange zwarte jas, afgezet met wollen scharlaken (rode) revers, met daaronder een ruimvallende broek met ingewikkelde patronen. Op het hoofd een met borduurwerk versierde zwarte tulband. De Yao-zilversmeden produceren sieraden van hoge kwaliteit.
De Yao hebben een religie, gebaseerd op het middeleeuwse Chinese taoïsme. De laatste jaren zijn veel Yao bekeerd tot het boeddhisme en het christendom. De Yao zijn vredige, vriendelijke mensen, trots op hun afstamming en cultuur.
De Lisu leven in de provincies Chiang Mai, Mae Hong Son en Chiang Rai. Hun oorspronkelijke woongebied is het oosten van Tibet.
De huizen van de Lisu staan niet op palen. De verharde vloeren zijn meestal nogal vies, de wanden van bamboe.
De Lisu houden zich vooral bezig met de papaverteelt (opium). Veel Lisu zijn inmiddels overgeschakeld op de het maken en verkopen van handwerk.
De Lisu maken hun kleren uit vrolijk gekleurde stoffen, versierd met talloze, eveneens bont gekleurde, reepjes stof. De vrouwen dragen levendige kleren, bestaande uit een gedeeltelijk blauw of groen jasje op knielengte met een brede zwarte ceintuur en meestal een blauwe of groene lange broek. Mouwen, schouderstukken en broekomslagen zijn bestikt en versierd met smalle horizontale rode, gele en blauwe strepen. De meer welgestelde Lisu-vrouwen dragen veel zware, handgemaakte zilveren sieraden, vooral bij speciale gelegenheden.
Lisu-mannen maken muziekinstrumenten, vogel- en wildvallen en andere voorwerpen van hout, bamboe en rotan.
Enkele Lisu zijn bekeerd tot het christendom. Het overgrote deel gelooft sterk in de geestenwereld (animisme). Hun Sjamanen kunnen gebeurtenissen en ziektes voorzien en zieken genezen. Van alle minderheden zijn de Lisu degenen die zich over het algemeen het best aan de snel veranderende maatschappij aanpassen. Ze zijn niet verlegen of teruggetrokken zoals veel andere bergstammen en zien er qua uiterlijk ook goed uit. De Lisu voelen zichzelf vaak wat verheven boven de andere bergstammen.
Er zijn een paar Palong-dorpen in het noorden van de provincie Chiang Mai langs de grens met Myanmar. De Palong leeft ook in het oosten van Myanmar De Palong behoren tot de Mon-Khmer tak van de Austro-Aziatische taalfamilie.
De Palong leven van de verbouw van tanatep, een groot blad waarvan de markante Birmese sigaren gedraaid worden. Zowel mannen als vrouwen versieren hun tanden met goud.
De Palong zijn gemakkelijk te herkennen aan de opvallende klederdracht van hun vrouwen, rode gewaden (sarongs) met daarop een blauw jasje met rode kraag en om het middel een brede zilveren band.
De meeste Palongs zijn bekeerd tot het boeddhisme.
De Akha zijn een van Tibeto-Birmaanse oorsprong en zijn met ongeveer 50.000 leden. Ze leven op vrij grote hoogte in de noordelijke provincies. De grootste concentratie Akha-dorpen ligt in Chiang Rai, gevolgd door Chiang Mai. In de kringen van de Thaise regering wordt deze stam als de meest primitieve groep beschouwd, want ze kunnen noch lezen noch schrijven. Hun dorpen zijn herkenbaar aan de prachtige uit hout gesneden toegangspoorten waarover gewaakt wordt door beschermheiligen (geesten). De Akha leven van stukken onbeduidende landbouwgrond volgens de ‘slash and burn’-methode. Op deze wijze is het voor hen zeer moeilijk om een noemenswaardig bestaan op te bouwen. De Akha vullen het inkomen aan door het traditionele handwerk (kleren en gebruiksvoorwerpen) te verkopen aan toeristen.
Vrouwen dragen brede broeken, een korte zwarte rok, daarop een wit met kralen versierd tasje en een los zwart jasje met geborduurde manchetten en revers. De zwarte mutsen zijn versierd met zilveren munten, zilveren schijfjes, oude munten, zilveren balletjes en kralenkettingen.
De Akha vrouwen en mannen maken mooie voorwerpen van bamboe en hout, zoals kruisbogen, muziekinstrumenten en gevlochten manden.
Akha zijn bijgelovig. Dat schrijft precies voor hoe en wanneer ze bepaalde rituelen moeten uitvoeren. De Akha behoren tot de armste bergstammen, maar zijn gewaardeerd om hun mooie kledingdracht en exotisch voorkomen.
De Lawa worden niet echt tot de bergvolkeren gerekend, maar mogen in dit overzicht toch niet ontbreken. Zij wonen al sinds de 8e eeuw in Thailand. Veel Lawa dorpen zijn niet meer te onderscheiden van een doorsnee Thais dorp. De meeste Lawa gebruiken het Thai als hoofdtaal.
Op het Bo Luang plateau tussen Hot and Mae Sariang en in het zuiden van de provincie Mae Hong Son leven nog ongeveer 14.000 Lawa. Ze leven afgezonderd en volgens de eigen oude tradities.
Ze leven van landbouw voor eigen gebruik. Ze verbouwen rijst volgens het wisselsysteem (wisselbouw).
Ongetrouwde Lawa meisjes dragen wijde witte bloezen afgezet met roze kanten. Om hun nek dragen ze opvallende kralen halssnoeren. Na het huwelijk wordt deze kleurrijke outfit vervangen door een wat soberder, lange licht geelbruine jurk, maar de kralen halssnoeren blijven.
Veel Lawa hebben boeddhistisch geloof aangenomen.
De Kayan komen uit Myanmar. De Hmong, Yao, Lahu, Akha en Lisu komen oorspronkelijk uit China. De Kayan is in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw naar Thailand gevlucht. Ze vluchten om te ontkomen aan het geweld en dwangarbeid door de militaire junta in Myanmar. De Kayan werden met andere bevolkingsgroepen in vluchtelingenkampen vlakbij de grens met Myanmar ondergebracht. De vrouwelijke leden van de Kayanstam werden vanwege het bijzondere uiterlijk ondergebracht in dorpjes vlakbij de stad Mae Hong Son in het noorden van Thailand. Ze fungeren hier (helaas) als toeristische attractie. Ze hebben geen legale status in Thailand. Hun bewegingsvrijheid is beperkt tot de provincie Mae Hong Son. Ik heb dit bergvolk niet bezocht. Je kunt bijvoorbeeld in het Kayan dorp Huay Pu Keng in de provincie Mae Hong Son tours maken, workshops volgen, lunchen en/of overnachten.
De Thins leven in Noord-Thailand in de provincie Nan. De huizen van de Thins huizen zijn gebouwd op palen en hebben bamboe vloeren en wanden.
De Thins leven van ruillandbouw. Zij verbouwen plak- of kleefrijst, het hoofdvoedsel van de Thai in Noord-Thailand.
De Thins hangen het animistisch geloof aan. In de buurt van Thaise dorpen in het laagland leven ook Thins die bekeerd zijn tot het boeddhisme.
Leden van deze bergstam zijn monogaam. Na een huwelijk trekt het nieuwe echtpaar meestal in bij één van de ouders. Pas na de geboorte van meerdere kinderen verhuizen ze naar een eigen huis.
Mlabri betekent mensen uit het woud. De lokale Thaise bevolking beschouwen de Mlabri als geesten, omdat ze diep in de jungle van Thailand leven en zelden gezien worden. De bladeren van de bananenboom gebruiken zij om hun onderkomens af te dekken. Als deze bladeren na twee weken geel worden, verhuizen ze naar een andere plek in het oerwoud. Het zijn verzamelaars en jagers die leven in zeer klein gezinsverband.
Er leven nog ongeveer 100 Mlabri in de provincies Nan en Phrae. De Mlabri komen oorspronkelijk uit Laos.
Door de voortschrijdende houtkap en ontginning van grond voor de landbouw is hun natuurlijk leefgebied (de jungle) ernstig aangetast. Ze kunnen hun bestaan als nomadische verzamelaars en jagers amper handhaven. Ze werken nu als landarbeider voor andere bergstammen in ruil voor wat eten en (oude) kleding.
Hun geloof verbiedt hen om zelf land in bezit te hebben.
Bekijk ook: Foto’s van Chiang Mai en omgeving
Bekijk ook: Foto’s van Chiang Rai en omgeving
Heb jij wel eens een van de bergvolkeren in Noord-Thailand of in een ander land bezocht?
Deze blog bevat affiliate links. Als je via deze links iets bestelt krijg ik hier een kleine vergoeding voor. Jij betaalt niets extra. Wat een affiliate link inhoudt, vertel ik je in de Disclaimer.
Vind je mijn blogs leuk? Koop dan een kop koffie voor me door op de button hieronder te klikken en ik zorg ervoor dat jij kunt blijven genieten van de reisverhalen en reistips op mijn websites.
Welkom op de website van JTravelBlog. Mijn naam is Jaquelien, het gezicht achter de website JTravelBlog en ook achter JTravel. Geboren en getogen in het hoge noorden van Nederland, voor mijn studie Toerisme verhuisd naar Breda en daarna vanwege werk verhuisd naar het westen van Nederland. Een plek waar ik tot op heden nog altijd woon.
Ik neem je mee mee op reis naar verre oorden en dichtbij met reisverslagen en informatie over bestemmingen en geef je reisinspiratie en handige reistips. Ga je mee op pad?
Geen reacties
Geef een reactie